Jump to content

Metingen aan luidsprekersnoeren II


Ruud13
 Share

Recommended Posts

Met inmiddels ver opengezakte bek van louter bewondering voor de hier tentoongespreide technische kennis, mag ik mij wellicht het volgende afvragen  :rolleyes:

 

Hoe luisteren de heren naar muziek?

Laten jullie je nog wel eens meevoeren op golven van emotie tijdens een concert, alles om je heen vergetend :rolleyes:

Of is er de voortdurende angst om de  temperatuur van de spreekspoel, de geluidsdruk of het opschuiven van de x-overfrequentie, hoe erg dit ook is  :(

 

Toegegeven, ik leer hier veel en voortdurend, en met een aantal verjaarspartijtjes in het verschiet kan ik dankzij u weer lekker de gebraden haan uithangen, maar ontaardt deze discussie niet in een soort haantjesstrijd wie het meest ingewikkelde en onbegrijpelijke verhaal kan afsteken  :(

Ik vraag het maar  :rolleyes:

 

Met opgewekte groet,

:D

 

HEAR, HEAR!

 

Ik verbaas me over hetzelfde wapenwedloopachtige cijfergekletter, alhear.

 

:D:D:D

 

Benieuwd wie straks tot de ongekroonde cijferkunstelaar wordt benoemd.

 

;)

Link to comment
Share on other sites

Met opgewekte groet,

:D

 

HEAR, HEAR!

 

Ik verbaas me over hetzelfde wapenwedloopachtige cijfergekletter, alhear.

 

:D:D:D

 

Benieuwd wie straks tot de ongekroonde cijferkunstelaar wordt benoemd.

 

;)

Bonje ordinair bonje. Wet van gewoonte HEAR . :D:D:D

 

Maar ik ben wel benieuwd wie er nu in de grootste auto rijdt. ;)

Link to comment
Share on other sites

Feitelijk is een audioversterker dan ook geen 'vermogensversterker'
Ben net klaar met een vingeroefening algebra en de vermogensversterking (Pout,geleverd/Pin,beschikbaar) = 4*Av^2*Rs/Rl waarbij ik er van uitgegaan ben dat de ingangsimpedantie hoog genoeg is om te verwaarlozen. Mocht je een spanningsbron als bron hebben voor de eindversterker (cd speler oid) dan is de vermogensversterking nul. In de praktijk echter is dat gelukkig niet en is het toch een vermogensversterker. Als voorbeeld: spanningsversterking 8x, bronweerstand 50 Ohm (signaalgenerator), en een belasting van 6 Ohm, ofwel een vermogensversterking van 33 dB.

 

Groet,

Jacco

Link to comment
Share on other sites

Met inmiddels ver opengezakte bek van louter bewondering voor de hier tentoongespreide technische kennis, mag ik mij wellicht het volgende afvragen :rolleyes:

 

Hoe luisteren de heren naar muziek?

Laten jullie je nog wel eens meevoeren op golven van emotie tijdens een concert, alles om je heen vergetend :rolleyes:

Of is er de voortdurende angst om de temperatuur van de spreekspoel, de geluidsdruk of het opschuiven van de x-overfrequentie, hoe erg dit ook is :(

 

Toegegeven, ik leer hier veel en voortdurend, en met een aantal verjaarspartijtjes in het verschiet kan ik dankzij u weer lekker de gebraden haan uithangen, maar ontaardt deze discussie niet in een soort haantjesstrijd wie het meest ingewikkelde en onbegrijpelijke verhaal kan afsteken :(

Ik vraag het maar :rolleyes:

 

Met opgewekte groet,

Deze heer luistert ontzettend vaak naar muziek en al jaar en dag met plezier. Deze heer vindt het echter

Link to comment
Share on other sites

Feitelijk is een audioversterker dan ook geen 'vermogensversterker'
Ben net klaar met een vingeroefening algebra en de vermogensversterking (Pout,geleverd/Pin,beschikbaar) = 4*Av^2*Rs/Rl waarbij ik er van uitgegaan ben dat de ingangsimpedantie hoog genoeg is om te verwaarlozen. Mocht je een spanningsbron als bron hebben voor de eindversterker (cd speler oid) dan is de vermogensversterking nul. In de praktijk echter is dat gelukkig niet en is het toch een vermogensversterker. Als voorbeeld: spanningsversterking 8x, bronweerstand 50 Ohm (signaalgenerator), en een belasting van 6 Ohm, ofwel een vermogensversterking van 33 dB.

 

Groet,

Jacco

Mee eens, maar ik doelde meer op versterking van een signaal, met bepaalde informatie. Een variabele en niet lineaire last zal altijd zorgen dat het uitgangssignaal (als dit als vermogen is gedefinieerd) anders is dan het ingangssignaal (en dus niet een versterkte versie daarvan). Tevens bepaalt de last dan de mate van versterking (en niet alleen de versterker zelf). Stel je definieert de spanning als het ingaande en uitgaande signaal met informatie, dan is de versterking slechts afhankelijk van de voltage gain van je voor/eindbak (dus de potmeter + supply rails) en die hangt niet meer van de last af. Dat de meeste audio spanning versterkers ook vermogen versterken, maken deze versterkers nog geen 'vermogensversterkers'. E.e.a. is duidelijk als je vanuit de nullor redeneert. Een vermogensversterkerschakeling gebaseerd op een nullor is niet gelijk aan een spanningversterker.

Link to comment
Share on other sites

Tja dat is een beetje hellend vlak. In principe is een vermogensversterker Gp = P_out/P_in, dat wordt in de HF techniek veel gebruikt. Voor een audioversterker geldt meer Gu = U_out/U_in. Daarbij is in principe het vermogen aan de uitgang onbeperkt en het benodigdigd vermogen aan de ingang in principe nul.

 

Maar wat meot je dan om een eindversterker aan te duiden? Grootsignaalversterker of ofzo? En een VV is dan een kleinsignaalversterker? Ook een beetje gekunsteld. Vermogensversterker kun je ook lezen als een versterker die vermogen kan leveren. Afijn wat maakt het uit? Het gaat er toch om dat we met zijn allen weten wat er bedoeld wordt?

 

;)

Link to comment
Share on other sites

Tja dat is een beetje hellend vlak. In principe is een vermogensversterker Gp = P_out/P_in, dat wordt in de HF techniek veel gebruikt. Voor een audioversterker geldt meer Gu = U_out/U_in. Daarbij is in principe het vermogen aan de uitgang onbeperkt en het benodigdigd vermogen aan de ingang in principe nul.
ja, het wordt zeker complex. Mijn dagelijkse bezigheden spelen zich af in HF techniek domein, vandaar dat ik er op in haak. Overigens is jouw definitie Gp = P_out/P_in veel te summier omdat je ern iet bij verteld of het geleverd dan wel beschikbaar is. Ik spaar (vermogens)versterking definities en ik heb er al een kleine 20.

 

Ook in mijn vak heb je uitwassen, dat zijn dan voornamelijk mensen die denken dat een spanningsbron echt bestaat of een stroombron, gelijk eender. In de werkelijkheid is daar altijd een zekere mate van weerstand aanwezig wat eea aanzienlijk bemoeilijkt. Het spanning of stroom dogma gaat niet meer op, maar een zekere wet van Ohm biedt soelaas. Ik ben dan ook veel eerder geneigd te denken in vermogens en als impedanties vast zijn, is er ook geen enkel verschil in vermogens of spanningsredenaties. Wel is het zo dat berekening ingewikkelder wordt. Zeker als het spanningsdomein in verband gebracht wordt met het stroomdomein met faseverschuiving. Het heeft mij veel tijd gekost om analoge figure-of-merits zoals spanningsversterking of onbelaste spanningsversterking te gebruiken in vermogensversterking definities. Ook een leuke hobby.

 

Groet,

Jacco

Link to comment
Share on other sites

Het is bij gloeilampen duidelijk: naarmate de gloeidraad een lagere weerstand heeft, stijgt het opgenomen vermogen. Bij zulke lampen wordt vrijwel al het vermogen in warmte omgezet, en van fasedraaiing is geen sprake.

Aangezien bij onze huis-tuin- en keukenlampen de spanning constant blijft (230 V), zorgt de stroom (Amp

Link to comment
Share on other sites

(...) Het verlagen van K bij een luidspreker verschuift fr naar beneden toe (...)

Vroeger liet men luidsprekers wel een tijdje "inspelen" om de resonantiefrequentie enkele Hertzen te verlagen. Pas daarna was de resonantiefrequentie (in "koude" toestand) stabiel geworden, en werd de reflexpoort afgestemd.

Bij moderne luidsprekers verloopt de resonantiefrequentie veel minder. Maar heel kritische reflexafstemmers hangen hun basunits altijd eerst nog een tijd aan de versterkte toongenerator.

 

Maar ook tijdens het spelen daalt de resonantiefrequentie van basluidsprekers enigszins.

In feite moet men daar bij het afstemmen van de reflexpoort ook rekening mee houden.

Link to comment
Share on other sites

(...) Neem nou de hobbyisten die zweren bij metingen,terwijl andere hobbyisten (zoals ik) zweren bij hetgeen wat ze horen en vertrouwen op hun gehoor. Duidelijk 2 verschillende kampen met hun eigen opvatingen en ervaringen. (...)

Beste Audiofreak,

 

De invloed die opwarming van spreekspoelen heeft op de (uit)werking van wisselfilters, bijvoorbeeld, is zowel meetbaar als hoorbaar.

Alles wat hoorbaar is, is ook meetbaar. En dus objectief vergelijkbaar.

Link to comment
Share on other sites

Alles wat hoorbaar is, is ook meetbaar. En dus objectief vergelijkbaar.

Hoe meet je de "diepte" van het zgn. stereobeeld?

Beste Erjee,

 

Diepte-effect ontstaat door looptijdverschillen tussen een primair signaal (luider, helder) en later (secundair, tertiair) signaal (verzwakt, akoestisch gefilterd/minder helder).

We kunnen met pulstests en blokgolven nagaan of een set - of individuele onderdelen van een set - zelf looptijdverschillen veroorzaakt.

 

Bose 901 luidsprekers (Direct/Reflecting

Link to comment
Share on other sites

Een goede installatie kan geluid zo plat als een dubbeltje weergeven... wanneer de opname plat is.

En wanneer de opname wel veel diepte bevat, geeft hij ook veel diepte weer.

Maar een installatie die altijd veel diepte weergeeft, is niet in orde.

Maar een installatie die nooit diepte weergeeft, is ook niet in orde. :o

nee ,

 

maar het ligt in dat geval nooit aan kabels cd-spelers , versterkers.

maar aan de luidsprekers en opstelling van speakers en luisterstoel.

Link to comment
Share on other sites

Alles wat hoorbaar is, is ook meetbaar. En dus objectief vergelijkbaar.

Hoe meet je de "diepte" van het zgn. stereobeeld?

Diepte-effect ontstaat door looptijdverschillen tussen een primair signaal (luider, helder) en later (secundair, tertiair) signaal (verzwakt, akoestisch gefilterd/minder helder). We kunnen met pulstests en blokgolven nagaan of een set - of individuele onderdelen van een set - zelf looptijdverschillen veroorzaakt.

 

Dus het verschil tussen geluid "op de as" van de speaker en "niet op de as".

Hmmmm.

 

Hoe meet je dit fenomeen bij 'n versterker of cd-speler?

Link to comment
Share on other sites

Even een correctie: ik schreef dat blokgolven bruikbaar zijn voor het controleren van de kwaliteiten van sets en/of componenten op het gebied van diepte-informatie. Dat is echter maar heel beperkt het geval: men gebruikt blokgolven voornamelijk om fasecoherentie bij de verwerking van complexe signalen (zoals muziek en zang) te meten.

Men kan beter pulsen gebruiken (enkelvoudige tonen) en bursts (ruis), in combinatie met Fast Fourier Analysis.

Want de kwaliteit van diepte-informatie hangt vooral af van de impulsverwerking.

Na-ijling verstoort de diepte-werking: het "versmeert" het geluid. Gonzende, dreunende, galmende speakers maken er een zooitje van.

 

Dat het ene instrument dichterbij klinkt en het andere instrument verder weg, komt doordat het primaire geluid van het eerste instrument je oor eerder bereikt, en relatief luider is en helderder is, dan het geluid van het tweede instrument.

Vanzelfsprekend bereik je met een eenvoudige microfoonopstelling (twee microfoons opgesteld vlgns. Jecklin of Blumlein) de meest natuurlijke registratie.

Maar de moderne multi-mike opnametechniek, waarbij elke zanger en instrumentalist zijn eigen dichtbij-microfoon heeft, maakt natuurlijke dieptewerking onmogelijk. Daarom wordt er vaak een onnatuurlijke nagalm aan toegevoegd ("ambiance").

 

Lange tijd heb ik aangenomen dat de kwaliteiten van dieptewerking en plaatsing alleen maar door de luidsprekers en de luisterruimte werden bepaald. "De kwaliteitsverschillen tussen CD-spelers en versterkers zijn onvoldoende om grote verschillen te kunnen veroorzaken," meende ik.

Maar daar vergiste ik mij in. Bij gebruik van dezelfde luidsprekers, en in dezelfde luisterruimte, bleken diverse CD-spelers versterkers vrij sterk uiteenlopende resultaten te bereiken.

Kabels kunnen wel klankverschillen veroorzaken - als het erg slechte kabels zijn - maar ik heb nooit meegemaakt dat ze de dieptewerking verbeterden of verslechterden.

Link to comment
Share on other sites

Alles wat hoorbaar is, is ook meetbaar. En dus objectief vergelijkbaar.

Hoe meet je de "diepte" van het zgn. stereobeeld?

Diepte-effect ontstaat door looptijdverschillen tussen een primair signaal (luider, helder) en later (secundair, tertiair) signaal (verzwakt, akoestisch gefilterd/minder helder). We kunnen met pulstests en blokgolven nagaan of een set - of individuele onderdelen van een set - zelf looptijdverschillen veroorzaakt.

 

Dus het verschil tussen geluid "op de as" van de speaker en "niet op de as".

Hmmmm.

 

Hoe meet je dit fenomeen bij 'n versterker of cd-speler?

Nee dat hoeft niet. Als het goed is zijn de microfoons die voor de opname worden gebruikt ook buiten de as gevoelig en voor de luidsprekers geldt in ieder geval dat er flinke spreiding van het afgestraalde geluid moet zijn wil de luidspreker in staat zijn een goed geluidsbeeld te geven van de akoestiek van de opnamelocatie.

 

De "diepte" kun je niet meten bij een cd-speler of versterker. Voor zowel de cd-speler als de versterker geldt trouwens dat de diepte van het geluidsbeeld er alleen door beperkt wordt als er sprake is van een defect. Voor de versterker geldt dan nog dat oversturingsverschijnselen de geluidsbeelddiepte reduceren.

 

Zowel de manier van opnemen als de kwaliteit van de luidspreker bepalen voor het leeuwendeel hoe zaken die met de akoestiek te maken hebben (lees: diepte) worden weergegeven. Wil het geluidsbeeld diepte hebben dan is het zonder meer noodzakelijk dat niet alleen de spreiding van de luidspreker groot is maar dan moet ook minimaal het verloop van het afnemen van de spreiding gelijkmatig zijn. Naarmate de frequentie hoger wordt neemt de hoek af waarover middentoon en de tweeter afstraalt. Ook vervorming maakt dat er minder diepte in een geluidsbeeld wordt waargenomen. Als het goed is hoor je op enige afstand van de luidspreker niet meer dat het geluid uit de luidsprekers komt. Dat hoor je wel als bijvoorbeeld het spreidingsgedrag bij bepaalde frequenties plotselinge toe- of afneemt of als er bijvoorbeeld (parti

Link to comment
Share on other sites

Lange tijd heb ik aangenomen dat de kwaliteiten van dieptewerking en plaatsing alleen maar door de luidsprekers en de luisterruimte werden bepaald. "De kwaliteitsverschillen tussen CD-spelers en versterkers zijn onvoldoende om grote verschillen te kunnen veroorzaken," meende ik.

Maar daar vergiste ik mij in. Bij gebruik van dezelfde luidsprekers, en in dezelfde luisterruimte, bleken diverse CD-spelers versterkers vrij sterk uiteenlopende resultaten te bereiken.

Kabels kunnen wel klankverschillen veroorzaken - als het erg slechte kabels zijn - maar ik heb nooit meegemaakt dat ze de dieptewerking verbeterden of verslechterden.

Misschien vergis je je bij die kabels ook wel......

 

je bent nooit te oud om te leren niewaar... :confused:;)

Link to comment
Share on other sites

Create an account or sign in to comment

You need to be a member in order to leave a comment

Create an account

Sign up for a new account in our community. It's easy!

Register a new account

Sign in

Already have an account? Sign in here.

Sign In Now
 Share

×
×
  • Create New...